Ook al verhuur je nooit jouw tweede verblijf, en heb je er dus ook geen inkomsten uit, toch moet je het altijd verplicht opnemen in je belastingaangifte. Hoe doe je dit?
Jaarlijks betaal je onroerende voorheffing op alle vastgoed waar je eigenaar van bent. Klaar? Neen, helaas niet. Dit is enkel voldoende voor je belangrijkste gezinswoning. Ander vastgoed wordt nogmaals belast. Wat is een tweede verblijf? Een tweede verblijf is een private woongelegenheid waar niemand is gedomicilieerd, maar die op elk ogenblik voor bewoning kan worden gebruikt.
Op alle vastgoed waar je eigenaar van bent betaal je jaarlijks onroerende voorheffing. Voor vastgoed dat niet je belangrijkste gezinswoning betreft is de fiscus nog niet klaar met je.
Als het een tweede eigendom in eigen land is, kan de belastingrekening maar liefst drie aspecten omvatten.
De onroerende voorheffing is een jaarlijkse Vlaamse belasting op onroerende goederen die in het Vlaams Gewest liggen. Ze wordt berekend op basis van het kadastraal inkomen. Het kadastraal inkomen (KI) is geen reëel inkomen, maar een fictief huurinkomen dat aan elk onroerend goed (gebouwen, gronden...) wordt toegekend, ook al wordt het niet verhuurd. Het KI geeft een indicatie van de waarde van het onroerend goed.
De onroerende voorheffing die je betaalt, bestaat uit 3 delen:
Elke gemeente en elke provincie bepaalt volledig zelf de hoogte van haar opcentiemen. De Vlaamse Belastingdienst heeft daar geen zeggenschap over. De onroerende voorheffing die je moet betalen kan je hier simuleren.
Behalve de gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing heffen de Belgische gemeenten of steden nog tal van andere lokale belastingen. Welke dat zijn en de hoogte ervan is vastgelegd in de gemeentelijke reglementen. De lokale belastingen kunnen fors verschillen naargelang de gemeente of de stad. In Gent is een woning waar op 1 januari van het aanslagjaar niemand is ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister van de Stad Gent of waarvoor nog geen aanvraag tot inschrijving is ingediend een tweede verblijf. Hierop geldt een tweede verblijfstaks.
De belasting is ineens en voor het hele jaar verschuldigd per woning zonder inschrijving op 1 januari van het aanslagjaar. De belasting bedraagt:
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 |
€ 1200 | € 1220 | € 1500 | € 1526 | € 1551 | € 1578 |
Voor de aangifte van een tweede verblijf in België volstaat het om het niet –geïndexeerd kadastraal inkomen aan te geven. Je moet het niet-geïndexeerd kadastraal inkomen vermelden naast de code 1106/2106. De intresten op je lening voor de aankoop of renovatie van je tweede verblijf mag je wel aftrekken van de belastingen.
Indien de natuurlijke -of rechtspersoon op 1 januari van het aanslagjaar nog steeds eigenaar was van het tweede verblijf blijft de belasting verschuldigd.
Wanneer jouw tweede verblijf in het buitenland gelegen is, gelden enkele andere voorwaarden. Je dient ook wel jaarlijks het buitenlands onroerend inkomen aan te geven in de belastingaangifte. Indien je het tweede verblijf verhuurt, zal je bij jouw aangifte de bruto huurprijs moeten vermelden na de aftrek van de buitenlandse belastingen op jouw vastgoed. Indien je het tweede verblijf echter niet verhuurt, dan moet je bij jouw aangifte enkel de bruto huurwaarde vermelden na de aftrek van de buitenlandse belastingen. De huurwaarde is de gemiddelde jaarlijkse brutohuur die je, in geval van verhuring gedurende het belastbaar tijdperk, had kunnen krijgen.
Is het onroerend goed gelegen in een land waarmee België een overeenkomst heeft gesloten om dubbele belasting te vermijden? Dan geef je in jouw aangifte de bruto huurprijs ⁄ de bruto huurwaarde aan naast de code 1130/2130 voor een gebouw en naast de code 1131/2131 voor een grond. Is er geen overeenkomst met België en het land waar jouw vastgoed gelegen is, dan geef je in jouw aangifte de bruto huurprijs ⁄ de bruto huurwaarde aan naast de code 1123/2123 voor een gebouw & naast de code 1124/2124 voor een grond.
Vanaf aanslagjaar 2022 (inkomsten 2021) wordt het belastbaar inkomen van buitenlandse onroerende goederen op dezelfde manier bepaald als dat van in België gelegen onroerende goederen, namelijk op basis van het kadastraal inkomen: